Eisen aan het bindend studieadvies in het Mbo en Ho

Geschreven door: J.S. Buiting
Laatstelijk gewijzigd: 1 september 2022

1. Inleiding

Vrijwel elke student in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs krijgt in het eerste studiejaar te maken met een bindend studieadvies. Hieruit kan blijken dat de student geschikt is voor de opleiding, hij mag dan deelnemen aan het tweede studiejaar. Als de student niet geschikt wordt geacht voor de opleiding, kan hij echter van de opleiding worden verwijderd. Een dergelijk advies heeft voor de student dan ook grote gevolgen. In dit artikel wordt daarom uiteengezet wat het bindend studieadvies precies is (§ 2) en aan welke zes eisen dit moet voldoen (§ 3). Nadat dit uiteen is gezet wordt nader ingegaan op de gevolgen van het bindend studieadvies (§ 4). Vervolgens wordt uiteengezet dat de onderwijsinstelling aansprakelijk gesteld kan worden voor een onrechtmatig gegeven bindend studieadvies (§ 5). Ten slotte wordt ingegaan op de veranderingen die de regering beoogt aan te brengen in de wijze waarop het bindend studieadvies wordt afgegeven en de gevolgen die aan dit advies kunnen worden verbonden (§ 6).

2. Wat is een bindend studieadvies?

De instelling voor middelbaar beroeps- of hoger onderwijs moet aan elke student een studieadvies uitbrengen (artikel 7.8b, eerste lid, van de Whw en artikel 8.1.7a, eerste lid, van de Web). Hiermee krijgt de student vroegtijdig te horen of hij volgens de instelling de juiste opleiding volgt of dat het verstandiger is dat hij op zoek gaat naar een andere opleiding. Hiermee kan uitval van de student op een later moment worden voorkomen. Als het studieadvies negatief is, hoeft dit geen gevolgen te hebben voor de student. Het bestuur kan er namelijk voor kiezen om geen gevolgen aan het advies te verbinden. Dit is evenwel niet de praktijk. Doorgaans kiest de instelling ervoor dat een negatief studieadvies leidt tot uitschrijving van de student van de opleiding. Dan is sprake van een bindend studieadvies. Dit advies kan zowel positief als negatief zijn. Een positief bindend studieadvies heeft geen gevolgen. Terwijl een student met een negatief bindend studieadvies, een zogenaamd NBSA, van de opleiding wordt uitgeschreven.

3. Zes voorwaarden waar het bindend studieadvies aan moet voldoen

Alvorens de student uitgeschreven kan worden op basis van een negatief bindend studieadvies, moet aan zes voorwaarden zijn voldaan.

3.1 De student is niet geschikt voor de opleiding

Een negatief bindend studieadvies kan in het hoger onderwijs worden afgegeven als het instellingsbestuur de student ongeschikt acht voor de opleiding (artikel 7.8b, derde lid, van de Whw). In het middelbaar beroepsonderwijs geeft het bevoegd gezag een negatief bindend studieadvies als de student onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding (artikel 8.1.7a, tweede lid, onder a, van de Web). Of een student ongeschikt is voor het volgen van de opleiding of onvoldoende vorderingen heeft gemaakt in de opleiding wordt doorgaans bepaald aan de hand van het aantal studiepunten dat de student in het eerste jaar heeft behaald. Dit wordt ook wel de studiepuntennorm genoemd. Deze norm kan drie vormen aannemen. Zo kan er 1) een kwantitatieve norm gehanteerd worden, die eruit bestaat dat de student in het eerste studiejaar een minimum aantal studiepunten moet behalen. Ook kan er 2) een kwantitatieve norm gebruikt worden. Dit houdt in dat de student de studiepunten voor specifieke vakken behaald moet hebben. In dat geval is dus niet relevant hoeveel studiepunten de student in totaal heeft behaald, maar staat centraal of de student specifieke vakken met goed gevolg heeft afgerond. Ten slotte kan 3) een combinatie van de kwantitatieve en kwalitatieve norm van toepassing zijn. De student moet dan een bepaald minimum aantal studiepunten hebben behaald én bepaalde vakken afgerond hebben (zie bijvoorbeeld CBHO 16 juni, 2014/043). Welke studiepuntennorm voor een bepaalde opleiding geldt, blijkt doorgaans uit de onderwijs- en examenregeling van die opleiding.

De studiepuntennorm die gebruikt wordt voor het geven van een bindend studieadvies heeft in principe geen maximum. Dit betekent dat de instelling mag eisen dat de student alle studiepunten of vakken van het eerste studiejaar heeft behaald om in aanmerking te komen voor een positief bindend studieadvies. Zo mocht de Hogeschool Rotterdam een student van een opleiding verwijderen terwijl hij 52 studiepunten had behaald, de norm was namelijk gezet op 60 studiepunten (CBHO 26 april 2018, 2017/182). Een 60 studiepuntennorm mag evenwel enkel worden gehanteerd als de student de mogelijkheid heeft om een onvoldoende te compenseren of te herstellen. Bij een onvoldoende moet de student een volwaardige nieuwe kans krijgen om het betreffende tentamen opnieuw af te leggen. Is hier geen sprake van dan mag geen 60 studiepuntennorm gehanteerd worden bij het geven van een bindend studieadvies (CBHO 5 februari 2019, 2018/178).

3.2 De student moet tijdig worden gewaarschuwd voor het bindend studieadvies

De student met een negatief bindend studieadvies kan enkel van de opleiding worden verwijderd als hij tijdig voor dit advies is gewaarschuwd (artikel 8.1.7a, tweede lid, onder c, van de Web en artikel 7.8b, vierde lid, van de Whw). Die waarschuwing moet een termijn bevatten waarbinnen de student zijn studieresultaten kan verbeteren, zodat een negatief bindend studieadvies nog voorkomen kan worden. De student moet dus gewaarschuwd worden op een moment dat hij zijn studieresultaten nog zodanig kan verbeteren dat hij aan de studiepuntennorm van het bindend studieadvies kan voldoen.

Als een student niet tijdig is gewaarschuwd dan betekent dit niet in alle gevallen dat het bindend studieadvies onrechtmatig is afgegeven. Als een student had moeten weten dat hij met zijn studieresultaten een negatief bindend studieadvies zou krijgen dan kan de rechter de schending van dit vormvoorschrift, op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, passeren en het negatief bindend studieadvies in stand laten (zie bijvoorbeeld CBHO 26 juli 2017, 2017/020).

3.3 Het bindend studieadvies moet tijdig worden afgegeven

Moment van afgeven van het bsa in het middelbaar beroepsonderwijs

In het middelbaar beroepsonderwijs is het moment waarop het bindend studieadvies wordt afgegeven afhankelijk van de duur van de opleiding (artikel 8.1.7a, eerste lid, van de Web). Bij een opleiding die één volledig studiejaar bedraagt wordt het advies binnen vier maanden na aanvang van de opleiding gegeven, maar niet eerder dan drie maanden na aanvang. Bij een opleiding die langer dan één studiejaar bedraagt wordt het advies na tenminste negen maanden en uiterlijk het eind van het eerste studiejaar gegeven. Net als in het hoger onderwijs kan in het middelbaar beroepsonderwijs niet in het tweede studiejaar of een tweede keer een bindend studieadvies worden gegeven.

Moment van afgeven van het bsa in het hoger onderwijs

In het hoger onderwijs wordt een bindend studieadvies in beginsel uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan de opleiding afgegeven (artikel 7.8b, eerste lid, van de Whw). Het bindend studieadvies kan op een later moment worden gegeven, mits de student nog niet de eerste 60 studiepunten van de opleiding heeft behaald (artikel 7.8b, tweede en achtste lid, van de Whw). Dit betekent niet dat aan de student zowel in het eerste als in het tweede studiejaar een bindend studieadvies gegeven kan worden. Dit blijkt uit een zaak bij het CBHO waarbij de student in het eerste jaar een positief bindend studieadvies had gekregen en vervolgens in het tweede jaar alsnog een negatief bindend studieadvies had ontvangen (CBHO 28 april 2016, 2015/288). Het CBHO oordeelde dat de wet geen ruimte biedt om meer dan eenmaal een bindend studieadvies af te geven. Dit is anders indien het geven van het bindend studieadvies is uitgesteld in verband met de persoonlijke omstandigheden van de student. In dat geval kan aan de student, die de eerste 60 studiepunten van de opleiding nog niet heeft behaald, zelfs in het vierde studiejaar nog een negatief bindend studieadvies worden gegeven (CBHO 16 maart 2020, 2019/208). Samenvattend moet het bindend studieadvies in het hoger onderwijs dus worden afgegeven voordat de student de eerste 60 studiepunten heeft behaald én kan aan de student maar eenmaal een bindend studieadvies worden gegeven.

3.4 De persoonlijke omstandigheden van de student moeten worden betrokken bij het bindend studieadvies

Bij het afgeven van het bindend studieadvies moeten de persoonlijke omstandigheden van de student zijn betrokken. Het moet gaan om een van de onderstaande omstandigheden:

Relevante persoonlijke omstandigheden in het hoger onderwijs (artikel 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008):

  • ziekte van de student;

  • lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student;

  • zwangerschap van de student;

  • bijzondere familie-omstandigheden;

  • lidmaatschap van de medezeggenschap, een studentenorganisatie waarbij het maatschappelijk belang op de voorgrond staat of deelname aan andere activiteiten die raken aan de organisatie of het bestuur van de universiteit of hogeschool;

  • in de onderwijs- en examenregeling van de betreffende opleiding genoemde omstandigheden; of

  • andere omstandigheden waardoor het geven van een bindend studieadvies leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Relevante persoonlijke omstandigheden in het hoger onderwijs (Regeling persoonlijke omstandigheden bindend studieadvies mbo):

  • ziekte van de student;

  • handicap of chronische ziekte van de student;

  • zwangerschap en bevalling van de student;

  • bijzondere familieomstandigheden;

  • andere omstandigheden waardoor het geven van een bindend studieadvies leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

De hiervoor genoemde omstandigheden kunnen aanleiding zijn om een student die niet voldoet aan de studiepuntennorm toch geen negatief bindend studieadvies te geven. De student moet echter wel bewijzen dat sprake is van de betreffende persoonlijke omstandigheid. Kan dit niet bewezen worden dan kan aan die student alsnog een negatief bindend studieadvies worden gegeven (zie CBHO 8 juli 2020, 2020/022). Hoewel de student moet bewijzen dat sprake is van een persoonlijke omstandigheid, hoeft de student enkel aannemelijk te maken dat deze omstandigheid de studieresultaten nadelig heeft beïnvloed. De student hoeft met andere woorden niet te bewijzen dat sprake is van een causaal verband tussen de persoonlijke omstandigheid en de opgetreden studievertraging (zie bijvoorbeeld CBHO 15 juli 2020, 2020/017). Als de instelling echter kan aantonen dat van een causaal verband geen sprake is, dan kan aan de student alsnog een negatief bindend studieadvies gegeven worden. Dit was bijvoorbeeld het geval in een zaak waarbij een student 12 studiepunten had behaald in het eerste studiejaar. Hoewel ze blijkens een verklaring van een arts kampte met vermoeidheidsklachten, kon dit volgens het CBHO het gebrek aan studievoortgang niet voldoende verklaren (CBHO 25 maart 2020, 2019/216).

Om met succes een beroep te doen op een persoonlijke omstandigheid, moet deze omstandigheid tijdig bij de instelling zijn gemeld, dit kan bijvoorbeeld bij een decaan of studieadviseur. Door de omstandigheid tijdig te melden kan de instelling de student begeleiden bij het boeken van voldoende studievoortgang en eventueel aanvullende voorzieningen bieden. Als de persoonlijke omstandigheid niet tijdig is gemeld bij de instelling dan kan dit aanleiding zijn om de student toch een negatief bindend studieadvies te geven (zie bijvoorbeeld CBHO 13 februari 2020, 2019/191 en CBHO 8 juli 2020, 2020/022). Zijn de persoonlijke omstandigheden van de student wel tijdig gemeld bij bijvoorbeeld de decaan, dan dient de decaan schriftelijk een advies uit te brengen over het bindend studieadvies waarin hij de persoonlijke omstandigheden van de student betrekt. Het moet volgens het CBHO gaan om een toetsbaar, feitelijk juist, begrijpelijk en deugdelijk gemotiveerd advies. Dat de decaan een dergelijk advies moet geven vloeit niet voort uit de wet, maar uit het zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel (zie CBHO 15 februari 2015/264)

3.5 De student moet worden gehoord voordat het bindend studieadvies wordt afgegeven

Voor het hoger onderwijs blijkt expliciet uit de wet dat de student gehoord moet worden alvorens een negatief bindend studieadvies kan worden afgegeven (artikel 7.8b, vierde lid, van de Whw). Dit is voor het middelbaar beroepsonderwijs niet expliciet bepaald. Aangenomen kan worden dat ook deze studenten gehoord moeten worden. Het instellingsbestuur moet immers de persoonlijke omstandigheden van de student betrekken bij het geven van het bindend studieadvies, daarvoor moet hij de student horen. Uit jurisprudentie van het CBHO blijkt dat het van essentiële betekenis is dat de student wordt gehoord alvorens het negatief bindend studieadvies wordt vastgesteld. Ook moet de student wezenlijk in de gelegenheid gesteld worden om zijn standpunt nader toe te lichten. In een zaak bij het CBHO was daar geen sprake van omdat slechts een telefoongesprek van een minuut met de student was gevoerd (CBHO 13 november 2013, 2013/129)

3.6 De opleiding van de student is studeerbaar

Ten slotte kan een negatief bindend studieadvies slechts worden gegeven als de opleiding zodanige voorzieningen biedt dat een goede studievoortgang is gewaarborgd (artikel 8.1.7a, tweede lid, onder b, van de Web en artikel 7.8b, vierde lid, van de Whw). Dit betekent dat de student de benodigde vakken kan volgen en de bijbehorende tentamens kan afleggen om aan de studiepuntennorm te voldoen.

4. Gevolgen van een negatief bindend studieadvies

Een bindend studieadvies hoeft geen gevolgen te hebben voor de student. Dit is in de praktijk echter vaak anders, het instellingsbestuur kan namelijk bepalen dat de student met een negatief bindend studieadvies van de opleiding wordt verwijderd. De precieze gevolgen van het negatief bindend studieadvies verschillen in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs

4.1 Gevolgen van een NBSA in het middelbaar beroepsonderwijs

De instelling kan naar aanleiding van een negatief bindend studieadvies overgaan tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst met de student (artikel 8.1.7a, tweede lid, van de Web). Na ontbinding van de onderwijsovereenkomst wordt de inschrijving van de student voor de betreffende opleiding beëindigd (artikel 8.1.7a, derde lid, van de Web). De student kan zich vervolgens niet opnieuw bij die opleiding van die instelling inschrijven. De instelling heeft nadat hij de student heeft uitgeschreven een zorgplicht die ertoe strekt dat hij de student moet ondersteunen en begeleiden bij het vinden van een nieuwe opleiding, ook als die opleiding door een andere instelling wordt aangeboden. Bij het bieden van begeleiding moet rekening gehouden worden met de voorkeuren van de student. De begeleiding bestaat er daarnaast ten minste uit dat de student de mogelijkheid krijgt om zich in te schrijven bij een andere opleiding van de instelling. Als de leerling die een negatief bindend studieadvies heeft gekregen nog leerplichtig is geldt een sterkere zorgplicht voor de instelling (artikel 8.1.3, vijfde lid, van de Web). De student mag dan pas uitgeschreven worden als een nieuwe opleiding bereid is gevonden de student toe te laten. 

4.2 Gevolgen van het NBSA in het hoger onderwijs:

In het hoger onderwijs bevat het bindend studieadvies een advies over of de student zijn studie binnen of buiten de opleiding zou moeten voortzetten. Aan dit advies kan de instelling een zogenaamde afwijzing verbinden (artikel 7.8b, derde lid, van de Whw). Als de instelling daarvoor kiest wordt de student met een negatief bindend studieadvies van de opleiding uitgeschreven (artikel 7.8b, vijfde lid, van de Whw). Ook kan die student zich in principe niet opnieuw voor diezelfde opleiding inschrijven. Tevens kan de instelling bepalen dat de student zich niet meer mag inschrijven voor opleidingen waarvan het eerste studiejaar dezelfde vakken omvat als het eerste studiejaar van de opleiding waar de student een negatief bindend studieadvies heeft gekregen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een groep opleidingen waarbij studenten het eerste studiejaar dezelfde vakken volgen, waarna zij in het tweede jaar beginnen aan een specialisatie met verschillende vakkenpakketten.

De instelling kan een termijn verbinden aan de afwijzing. Dit betekent dat de student zich een bepaald aantal jaren niet voor de betreffende opleiding of opleidingen mag inschrijven. Het is evenwel niet verplicht een dergelijke termijn te geven, het kan dus zo zijn dat de student zich in principe niet meer opnieuw voor de betreffende opleiding of opleidingen mag inschrijven. Als een student zich toch wil inschrijven bij een van deze opleidingen dan kan hij hiervoor een verzoek indienen bij de instelling. Hij moet dan voldoende aannemelijk maken dat hij de betreffende opleiding met goed gevolg kan doorlopen. Het is aan de instelling om te bepalen of de student op basis van deze motivatie weer ingeschreven wordt bij de opleiding.

5. Aansprakelijkheid bij onrechtmatig gegeven bindend studieadvies

De instelling kan aansprakelijk gesteld worden voor een onrechtmatig gegeven bindend studieadvies. Dit was bijvoorbeeld het geval in een recente zaak tussen een student en de hogeschool ArtEZ (Rechtbank Gelderland 8 juni 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2816). In casu oordeelde de rechtbank dat de hogeschool een zorgplicht heeft jegens de student, waaruit voortvloeit dat het handelen van de hogeschool moet worden beoordeeld naar de norm van hetgeen van een redelijk handelende en redelijk bekwame onderwijsinstelling mag worden verwacht. In casu had de student een bindend studieadvies gekregen doordat een tentamen ten onrechte ongeldig was verklaard. Vervolgens was de student geen eerlijke en reële mogelijkheid geboden om alsnog aan te tonen dat zij voor het betreffende vak beschikte over het voorgeschreven niveau van kennis, inzicht en vaardigheden. De student is naar oordeel van de rechtbank dan ook de kans ontnomen om de benodigde studiepunten te behalen, waarmee aan de norm van het bindend studieadvies voldaan kon worden. Dit was volgens de rechtbank grotendeels te wijten aan de hogeschool. Dat het bindend studieadvies ten onrechte was afgegeven bleek namelijk uit een beslissing van het college van beroep voor de examens en de intrekking van het bindend studieadvies door de examencommissie. De student had evenwel haar schade kunnen beperken door andere vakken te herkansen waarvoor zij een onvoldoende had behaald. De rechtbank oordeelt dat driekwart van de schade voor rekening komt van de hogeschool en een kwart voor eigen rekening van de student komt.

In een zaak uit 2019 stond de onrechtmatigheid van een door de Hogeschool van Amsterdam afgegeven bindend studieadvies reeds vast, doordat het beroep van de student hiertegen bij het CBHO gegrond was verklaard (Rechtbank Amsterdam 19 juli 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:5247). De rechtbank oordeelt dat tevens een causaal verband bestaat tussen de door de student opgelopen studievertraging van een jaar en het onrechtmatig handelen van de hogeschool. De schade van de student bestaat eruit dat hij een jaar later toetreedt tot de arbeidsmarkt. De student heeft echter nagelaten zijn schade te beperken door niet het studieplan te volgen dat de hogeschool had opgesteld . De rechtbank oordeelt dat de hogeschool daardoor slechts aansprakelijk is voor een half jaar studievertraging. Daarnaast heeft de student kunnen werken in het jaar dat hij niet studeerde. Een deel van het door hem verdiende loon wordt daarom afgetrokken van de ontstane schade. De student ontvang € 9.900,- voor een half jaar studievertraging, minus € 3.000,- vanwege de genoten inkomsten. Dit vonnis van de rechtbank is bekrachtigd door het Gerechtshof Amsterdam (Gerechtshof Amsterdam 16 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:758).

Uit de hiervoor beschreven zaken blijkt dat de student de onderwijsinstelling aansprakelijk kan stellen bij een onrechtmatig gegeven bindend studieadvies, de student moet zich evenwel inspannen om de schade die hierdoor is ontstaan te beperken.

6. Bindend studieadvies in de toekomst op de schop?

Al een aantal jaren wordt gediscussieerd over het aanpassen van het bindend studieadvies. Zo wilde minister van Engelshoven in 2018 de hoeveelheid studiepunten die de student moet hebben behaald om geen negatief bindend studieadvies te kunnen krijgen maximeren. In 2021 stemde de Tweede Kamer voor een motie om het bindend studieadvies aan te passen. In het huidige coalitieakkoord staat eveneens dat het bindend studieadvies aangepast moet worden:

“We evalueren zo snel als mogelijk de voor- en nadelen van het bindend studie advies (BSA) in het mbo en maken daarna een nieuwe afweging over het bindend gedeelte van het studieadvies.”

Voor het middelbaar beroepsonderwijs wordt dan ook onderzocht of het bindend studieadvies in de toekomst nog aanleiding moet kunnen zijn voor de verwijdering van de student van de opleiding. Om dit aan te passen is een wetswijziging nodig, het zal naar verwachting nog wel een aantal jaren kunnen duren voordat deze aanpassing wordt doorgevoerd. De in het coalitieakkoord genoemde evaluatie is namelijk nog niet uitgevoerd, ook is er nog geen conceptwetsvoorstel ter consultatie aangeboden.

Uit het coalitieakkoord blijkt tevens dat het kabinet zinspeelt op aanpassing van het bindend studieadvies in het hoger onderwijs. Dit is evenwel een andere aanpassing dan wordt voorgesteld voor het middelbaar beroepsonderwijs:

“Het bindend studieadvies (BSA) wordt aangepast. Studenten die in het eerste jaar niet de BSAnorm halen, krijgen de kans om in het tweede jaar de puntennorm alsnog te halen. Bij evident onvoldoende studievoortgang behoudt de instelling de mogelijkheid om een bindend studieadvies af te geven aan het einde van het eerste jaar en de student te begeleiden naar een beter passende opleiding. Met dit aangepaste BSA dragen we ook bij aan het verhogen van het studentenwelzijn.”

Het kabinet lijkt dan ook mogelijk te willen maken dat de instelling in het tweede studiejaar van de student nog een negatief bindend studieadvies kan afgeven, waarmee de student van de opleiding wordt verwijderd. Het is de vraag of dit zoals beoogd het studentenwelzijn verhoogd. De tweedejaars student heeft immers dan twee studiejaren verspild zonder dichterbij een diploma te komen, voor die student was het wellicht beter geweest om na het eerste studiejaar over te stappen naar een andere opleiding. Het is nog niet bekend hoe het kabinet dit punt uit het coalitieakkoord gaat uitvoeren. Wel is duidelijk dat dit wetswijziging zal vergen en dat het nog wel een paar jaar zal duren voordat deze wijziging in werking kan treden.


Verwijzen naar dit artikel? Gebruik de aanbevolen citeerwijze: J.S. Buiting, ‘Eisen aan het bindend studieadvies in het Mbo en Ho‘, Lex Scholaris 2022/5, raadpleegbaar via: www.lexscholaris.nl/artikelen/eisen-aan-het-bindend-studieadvies-in-het-mbo-en-ho, par. X.X.


Meer lezen:

Vorige
Vorige

Lex Scholaris: een nieuw platform voor onderwijs & recht

Volgende
Volgende

Analyse Wetsvoorstel terugdringen verzuim