Verlof buiten de schoolvakantie vanwege het beroep van de ouder
Geschreven door: J.S. Buiting
Laatstelijk gewijzigd: 27 februari 2023
Dit artikel in het kort:
Het schoolhoofd kan een vrijstelling van de leerplicht verlenen als het voor een van de ouders feitelijk onmogelijk is om vakantie op te nemen gedurende de schoolvakanties door de specifieke aard van zijn beroep (§ 3, 4 en 6).
Het verlenen van deze vrijstelling is een discretionaire bevoegdheid van het schoolhoofd, hierbij weegt hij het belang van de leerling bij het volgen van onderwijs af tegen het belang om met zijn ouders op vakantie te gaan (§ 4).
Met deze vrijstelling kan per schooljaar eenmalig maximaal tien schooldagen vakantie genomen worden (§ 5).
De Leerplichtwet 1969 wordt voor wat betreft deze vrijstelling strikt uitgelegd; de schoolplicht staat voorop (§ 7).
1. Inleiding
Een leerplichtige leerling mag niet buiten de schoolvakanties met vakantie gaan. Op deze regel bestaat een uitzondering voor leerlingen wiens ouders een beroep hebben waardoor zij niet gedurende de schoolvakanties op vakantie kunnen gaan. Dit is echter de uitzondering op de regel en die uitzondering wordt streng toegepast. Dit bleek onlangs weer toen een profvoetballer niet buiten de schoolvakanties op vakantie mocht met zijn kind. In dit artikel wordt aan de hand van deze zaak de vrijstelling van de leerplicht in verband met de specifieke aard van het beroep van een van de ouders beschreven. Hiertoe wordt eerst kort deze zaak geschetst (§ 2), vervolgens wordt ingegaan op de leerplicht en vrijstelling daarvan in het algemeen (§ 3), daarna wordt de vrijstelling van de leerplicht in verband met vakantie beschreven (§ 4), aansluitend wordt toegelicht hoeveel schooldagen de leerling mag missen met de vrijstelling (§ 5) en ten slotte wordt beschreven in welke gevallen de vrijstelling verleend kan worden (§ 6).
2. De zaak van de profvoetballer in het kort
Zoals hiervoor reeds is toegelicht wordt de uitzondering op de leerplicht om op vakantie te gaan buiten de schoolvakanties beschreven aan de hand van een recente zaak van een profvoetballer. In die zaak besloot de directeur van de betreffende school geen verlof te verlenen om met het minderjarige kind buiten de schoolvakantie op vakantie te gaan. (ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:418). Volgens de vader laat zijn werk echter niet toe dat hij gedurende de schoolvakanties twee weken op vakantie gaat, hij moet dan namelijk voetballen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) oordeelde dat de directeur het verzoek om verlof buiten de schoolvakanties mocht afwijzen. Er bestaat namelijk geen recht op twee weken ononderbroken vakantie, ook was het nemen van vakantie gedurende de schoolvakanties in casu niet feitelijk onmogelijk.
3. Leerplicht en vrijstelling daarvan in het algemeen
Voorop staat dat minderjarige kinderen, zoals het kind van de profvoetballer, in beginsel leerplichtig zijn. Dit betekent dat degenen die het gezag over het kind uitoefenen of met zijn feitelijke verzorging zijn belast (hierna: de ouders), ervoor moeten zorgen dat het kind staat ingeschreven op een school en dat hij deze school geregeld bezoekt (artikel 2 van de Leerplichtwet 1969). Deze taak moeten de ouders uitoefenen vanaf het moment waarop de leerling vijf jaar oud is tot het moment waarop de leerling 16 jaar oud is of meer dan 12 volledige schooljaren heeft gevolgd (artikel 3 van de Leerplichtwet 1969). De taak om ervoor te zorgen dat de leerling naar school gaat ligt in principe bij de ouders. Op de leerling die ouder is dan 12 jaar rust echter ook zelf de plicht om naar de school te gaan waar hij staat ingeschreven (artikel 2, derde lid, van de Leerplichtwet 1969). Zowel de ouders als de leerling die ouder dan 12 jaar is, kunnen strafrechtelijk aangesproken worden als de leerling niet naar school gaat (artikel 26 van de Leerplichtwet 1969).
Er zijn verschillende gronden voor vrijstelling van de leerplicht. Zo kan vrijstelling worden verleend als het kind vanwege psychische of lichamelijke redenen niet geschikt is onderwijs te volgen, de ouders een trekkend bestaan leiden of als de ouders bedenkingen hebben tegen de richting van het onderwijs dat op redelijke afstand van de woning wordt verzorgd (artikel 5 tot en met 8 van de Leerplichtwet 1969). Ook kan een leerling vrijgesteld worden van de leerplicht als bijvoorbeeld de school is gesloten, de leerling vanwege een tuchtmaatregel niet naar school mag, de leerling ziek is of als hij vanwege plichten die voortvloeien uit zijn godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school te bezoeken (artikel 11 van de Leerplichtwet 1969).
4. Bevoegdheid verlenen vrijstelling vanwege vakantie
In dit artikel staat de vrijstelling van de leerplicht centraal op basis waarvan een leerling buiten de schoolvakantie op vakantie mag gaan, gezien de specifieke aard van het beroep van een van de ouders. Deze vrijstelling is geregeld in artikel 11, onder f, van de Leerplichtwet 1969:
f. de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen [JB: de ouders of verzorgers van de leerling] slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan;
Ouders kunnen niet zelfstandig bepalen dat de betreffende vrijstelling op hen van toepassing is en met de leerling buiten de schoolvakanties op vakantie gaan. Deze vrijstelling kan namelijk enkel ingeroepen worden als het hoofd hiertoe verlof heeft verleend (artikel 13a van de Leerplichtwet 1969). Met het “hoofd” wordt degene bedoeld die belast is met de leiding van de school of instelling (artikel 1, onder d, van de Leerplichtwet 1969). In de zaak van de profvoetballer was dit de directeur van de betreffende school. Het al dan niet verlenen van verlof is een discretionaire bevoegdheid van het hoofd. Hierover overwoog de rechtbank Oost-Brabant dat bij de beoordeling van een verzoek om verlof “het algemene onderwijsbelang en het persoonlijk belang van de leerplichtige of het gezin waartoe hij behoort tegen elkaar worden afgewogen.” (Rechtbank Oost-Brabant 8 maart 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ3713). Er hoeft dan ook geen verlof op de leerplicht verleend te worden als dit niet in het belang van de leerling is, bijvoorbeeld omdat hij de betreffende schooldagen niet kan missen omdat er dan bepaalde toetsen worden afgenomen.
Het al dan niet op verzoek verlenen van een vrijstelling door het hoofd is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat hier immers om een schriftelijke beslissing van het hoofd waarmee op grond van artikel 13a van de Leerplichtwet 1969 eenzijdig de rechtspositie van de leerling wordt bepaald. Met het verlenen van verlof verkrijgt de leerling immers een vrijstelling van de leerplicht. Tegen een dergelijke beslissing staat bezwaar bij het hoofd open, vervolgens kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling.
5. Duur van de vakantie
Onder de vrijstelling kan niet ongelimiteerd verlof opgenomen worden. Uit artikel 13a van de Leerplichtwet 1969 vloeit voort dat het verlof eenmaal per schooljaar maximaal 10 schooldagen mag beslaan. Het voorgaande betekent dat als in het schooljaar al vijf schooldagen verlof is opgenomen, de overige vijf dagen niet meer opgenomen kunnen worden (ABRvS 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO3505). Dit zou namelijk tellen als een tweede maal verlof. De Afdeling hanteert dan ook een strikte interpretatie van de wet. Ook mag het verlof niet opgenomen worden gedurende de eerste twee weken van het schooljaar (artikel 13a, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969). Hiermee heeft de wetgever beoogt te voorkomen dat de leerling reeds bij de start van het schooljaar een achterstand oploopt of kennismakingsdagen mist (Kamerstukken II 1992/93, 22 900, nr. 3, p. 7).
In de zaak van de profvoetballer kwam de vraag aan de orde of hij met zijn kind op schooldagen op vakantie mocht, omdat hij gedurende de reguliere schoolvakanties geen twee weken aaneengesloten vakantie kon nemen met zijn kind. De Afdeling stelt vast dat uit artikel 11, onder f, van de Leerplichtwet 1969 niet afgeleid kan worden dat er een recht bestaat op twee aaneengesloten weken vakantie. De wet biedt enkel een uitzondering op de leerplicht als het feitelijk geheel onmogelijk is om binnen de schoolvakanties op vakantie te gaan. Dat uit het arbeidsrecht blijkt dat een werknemer in bepaalde omstandigheden recht heeft op twee weken aaneengesloten verlof maakt dit niet anders (artikel 7:638, derde lid, van het BW). Als de ouder gedurende de schoolvakanties korte tijd weg kan met de leerling, kan dan ook geen aanspraak meer gemaakt worden op de vrijstelling.
6. Specifieke aard van het beroep van de ouder
Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling om buiten de schoolvakanties met vakantie te gaan moet sprake zijn van 1) een beroep met een specifieke aard waardoor het 2) feitelijk onmogelijk is om binnen een van de schoolvakanties met het kind op vakantie te gaan. Eerst wordt nader ingegaan op de betekenis van de “specifieke aard van het beroep” van de ouder die ertoe leidt dat hij niet gedurende de schoolvakanties met de leerling op vakantie kan gaan. De wetgever dacht hierbij met name aan seizoensgebonden werkzaamheden of werkzaamheden die in de zomermaanden piekdrukte hebben, waardoor het voor de ouders onmogelijk is om gedurende die periode vakantie op te nemen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in de agrarische sector of de horeca (Kamerstukken II 1992/93, 22 900, nr. 3, p. 7).
Uit de jurisprudentie blijkt dat het niet eenvoudig aan te tonen is of in een specifiek geval de specifieke aard van een beroep ertoe leidt dat vakantie gedurende de schoolvakantie niet mogelijk is. Daarbij moet namelijk tevens vastgesteld worden dat het voor de ouder feitelijk onmogelijk is om met de leerling gedurende de schoolvakanties op vakantie te gaan. In een zaak uit 2018 oordeelde rechtbank Leeuwarden in kort geding dat het hoofd geen verlof hoefde te verlenen omdat de ouders niet konden aantonen dat vakantie gedurende de schoolvakantie “tot onoverkomelijke bedrijfseconomische problemen zal leiden”, terwijl duidelijk was dat hun werk deels seizoensgebonden was. In casu hadden de ouders zich bij hun werk namelijk kunnen laten vervangen door een andere persoon (Rechtbank Leeuwarden 18 december 2018, ECLI:NL:RBLEE:2008:BG7895). Het was voor hen dus niet feitelijk onmogelijk om gedurende de schoolvakanties met vakantie te gaan.
In een ander kort geding oordeelde de voorzieningenrechter wel dat het verlof om buiten de schoolvakanties op vakantie te gaan verleend moest worden (Rechtbank ’s-Gravenhage 12 juni 2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9127). In die zaak was doorslaggevend dat de betreffende ouder gedurende de schoolvakantie moest werken en dat de enige vervanger met het juiste diploma om het werk over te kunnen nemen niet beschikbaar was. Het aannemen van een nieuwe vervanger met het juiste diploma stuitte op te grote financiële bezwaren. Hier werd door de rechter daarom aangenomen dat het feitelijk onmogelijk was om op vakantie te gaan gedurende de schoolvakantie. Bij deze zaak valt overigens op dat slechts wordt gesproken over de onmogelijkheid om gedurende de zomervakantie op vakantie te gaan, gedurende de andere vakanties lijkt dit voor de ouder wel mogelijk te zijn. Het lijkt er dan ook op dat het verlof in deze zaak niet per se verleend had moeten worden.
De zaak van de profvoetballer lijkt op de hiervoor geschetste casus, maar voor de voetballer valt het oordeel van de rechter niet gunstig uit. Uit de stukken van de ouders blijkt namelijk enkel dat de voetballer niet gedurende de zomervakantie met zijn kind op vakantie kan. Wel kan hij gedurende de winterstop/kerstvakantie verlof opnemen. De Afdeling stelt daarom vast dat het voor de profvoetballer niet feitelijk onmogelijk is om met zijn kind gedurende het schooljaar op vakantie te gaan, het verlof hoeft daarom niet verleend te worden.
7. Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat de Leerplichtwet 1969 strikt toegepast moet worden voor wat betreft de vrijstelling om vakantie te nemen buiten de schoolvakanties gezien de specifieke aard van het beroep van de ouders. Deze strikte uitleg wordt tevens uit deze wet afgeleid, de essentie van de wet is immers dat de leerplichtige leerling naar school moet gaan. Deze strikte uitleg heeft tot gevolg dat enkel in zeer uitzonderlijke situaties van de vrijstelling gebruik gemaakt kan worden. Dit kan namelijk enkel als de ouder een beroep heeft waardoor hij gedurende alle schoolvakanties moet werken én hij gedurende die vakanties ook niet door een ander vervangen kan worden op zijn werk zonder dat dit grote financiële bezwaren oproept. Met deze strikte toepassing van de vrijstelling wordt de schoolplicht geborgd, maar dit kan er voor ouders met bepaalde beroepen toe leiden dat zij maar zeer beperkt met hun kind op vakantie kunnen.
Verwijzen naar dit artikel? Gebruik de aanbevolen citeerwijze: J.S. Buiting, ‘Verlof buiten de schoolvakantie vanwege het beroep van de ouder’, Lex Scholaris 2023/2, raadpleegbaar via: www.lexscholaris.nl/artikelen/verlof-buiten-de-schoolvakantie-vanwege-het-beroep-van-de-ouder, par. X.X.
Moet een student zijn aanvullende beurs terugbetalen vanwege het gestegen inkomen van zijn vader - ook als hij al jaren geen contact meer heeft met die vader?