Jurisprudentie: onderwijs geven met een buitenlands diploma

2 mei 2023
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

Recent kwam een lerares uit het Verenigd Koninkrijk op tegen het besluit van de minister waarin was bepaald dat zij met haar Britse diploma geen onderwijs mocht geven aan een Nederlandse internationaal georiënteerde basisschool (Rechtbank Den Haag 13 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1501). De lerares had een diploma van de Master of Arts Literacy Learning and Literacy, maar dit was volgens de minister niet voldoende om in Nederland les te geven.

Het besluit van de minister om geen onderwijsbevoegdheid te verlenen is genomen op grond van artikel 3, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs. Hierin is bepaald dat de minister een onderwijsbevoegdheid kan verlenen aan personen die in het bezit zijn van een diploma dat buiten de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland is afgegeven. Sinds de Brexit kunnen inwoners uit het Verenigd Koninkrijk geen beroep meer doen op de gunstigere Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.

Hoe de minister bepaalt of een leraar met een diploma van buiten de EER of Zwitserland een Nederlandse lesbevoegdheid krijgt is uitgewerkt in de Beleidsregel bevoegdheid basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor buitenlandse diploma’s. Hieruit vloeit voort dat het buitenlandse diploma gelijkwaardig moet zijn aan het Nederlandse diploma waarmee de betreffende onderwijsbevoegdheid wordt verkregen. Ook moet de leraar de Nederlandse taal beheersen op het niveau B2. 

Bij het nemen van een beslissing over het verlenen van een onderwijsbevoegdheid worden de belangen van de leraar afgewogen tegen die van de scholen en leerlingen. Daarbij wordt veel gewicht toegekend aan goed onderwijs; dit kan enkel geborgd worden door leraren met een voldoende kwalificerende opleiding. In casu zag de opleiding van de Britse lerares voornamelijk op kinderen met alfabetiseringsproblemen, zoals dyslexie. Algemene basisschoolvakken kwamen hierin niet aan de orde, ook zag haar opleiding niet op kinderen in de basisschoolleeftijd.

In deze zaak mocht de onderwijsbevoegdheid van de Britse lerares dan ook geweigerd worden omdat haar opleiding niet gelijkgesteld kon worden aan een Nederlandse vierjarige lerarenopleiding basisonderwijs. Gezien het belang van goed onderwijs was dit volgens de rechtbank niet onevenredig.

Meer lezen:

Vorige
Vorige

Jurisprudentie: sanctie zonder waarschuwing bij fraude met tentamens

Volgende
Volgende

Jurisprudentie: promovendi vallen onder recht op onderwijs