Jurisprudentie: wijzigen terugbetaalregels studiefinanciering

16 oktober 2023
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

Een student die door de invoering van het leenstelsel geen basisbeurs heeft ontvangen voor zijn masteropleiding, maar wel voor zijn bacheloropleiding, mag kiezen tussen de terugbetaalregels van het oude of nieuwe stelsel. Het nieuwe stelsel heeft een lagere rente en langere terugbetaalperiode, namelijk niet 15 maar 35 jaar. Onlangs moest de Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordelen over de vraag tot welk moment een student nog kan wisselen van terugbetaalregime (CRvB 13 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1773).

In deze zaak ging het om een student die heeft gestudeerd tussen 2013 en 2018 en per 1 januari 2021 moest beginnen met het aflossen van zijn studieschuld. De minister heeft hem in november 2020 geïnformeerd over de mogelijkheid om over te stappen van het oude naar het nieuwe terugbetaalregime. Dit zou betekenen dat hij 35 jaar de tijd krijgt om zijn studieschuld af te lossen, anders zou hij dit binnen 15 jaar moeten doen, met een fors hoger maandbedrag tot gevolg. De student heeft in januari laten weten van deze mogelijkheid gebruik te willen maken. Dit werd echter door de minister afgewezen omdat hij zijn aanvraag te laat had ingediend, dit had hij voor 1 januari 2021 moeten doen. Een aanvraag om te wisselen van terugbetaalregime moet namelijk ingediend worden voordat de aflosfase van de studieschuld begint (artikel 12.14, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000).

De student stelt bij zowel de rechtbank als de CRvB dat deze afwijzing voor hem grote gevolgen heeft, nu moet hij namelijk maandelijks een groter bedrag aflossen van zijn schuld. Dit belemmert hem tevens bij het krijgen van een hypotheek. De CRvB oordeelt dat voor het indienen van een aanvraag een dwingende termijn geldt. De wetgever heeft er dan ook bewust voor gekozen dat een student zijn rechten verspeelt als hij zijn aanvraag te laat indient. Ook is de wetgever zich blijkens de wetsgeschiedenis ervan bewust geweest dat dit voor de student financiële gevolgen heeft en dat hij hierdoor moeilijker een hypotheek kan krijgen. De omstandigheden waar de student zich op beroept zijn dan ook verdisconteerd in de afweging van de wetgever om een dwingende termijn te stellen. De aanvraag van de student mocht dan ook door de minister worden afgewezen.

Meer lezen:

Vorige
Vorige

Jurisprudentie: verwijdering student en geheime verklaringen

Volgende
Volgende

Jurisprudentie: rechtsbescherming mbo en het bindend studieadvies