Jurisprudentie: vervangende toestemming schoolkeuze

21 mei 2024
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

De rechtbank moest onlangs beoordelen of het kind van gescheiden ouders naar het reguliere onderwijs moest, zoals de vader graag wilde, of naar het montessori onderwijs, wat de voorkeur was van de moeder (Rechtbank Noord-Holland 11 januari 2004, ECLI:NL:RBNHO:2024:270).

Juridisch kader
Normaal gesproken oefenen beide ouders gezamenlijk gezag over het kind uit en besluiten zij samen naar welke school het kind gaat. Als zij er niet uitkomen dan kunnen zij dergelijke vraagstukken, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, aan de rechter voorleggen. De rechtbank neemt dan een beslissing zoals haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

Standpunten ouders
In deze zaak hebben de ouders een geschil over op welke dagen het kind bij wie verblijft en naar welke school het kind dient te gaan. In het vervolg wordt voornamelijk op de schoolkeuze ingegaan. De hoofdverblijfplaats van het kind is het woonadres van de vader. Het kind gaat nu ook daar in de buurt naar de peuterspeelzaal en de vader wil graag dat het kind wordt ingeschreven bij de school die hierbij hoort. Dit is een reguliere basisschool, volgens de vader is deze school passend omdat het kind wat timide is, veel dingen spannend vindt en daardoor minder zelfstandig is. De scholen van voorkeur van de moeder zouden daarentegen een zeer hoge mate van zelfstandigheid van het kind vragen.

De moeder wil het kind graag naar een Montessorischool sturen vanwege de individuele begeleiding en omdat opvoeding en onderwijs daar als één geheel worden gezien. Het reguliere onderwijs is volgens de moeder juist niet goed voor het kind, omdat zij in groepen snel overweldigd is en zich neigt terug te trekken. Bovendien heeft de moeder geen auto en zou zij met de bus naar de school van voorkeur van de vader moeten gaan. Terwijl de vader wel met de auto naar de school van de moeder zou kunnen komen.

Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming geeft aan geen advies te kunnen geven over de schoolkeuze, maar merkt wel op dat het zelfstandig in groepjeswerken, zoals gebruikelijk in het Montessori onderwijs, bij het kind tot onrust kan leiden. Daarnaast is het voor kinderen in het algemeen prettig als de continuïteit en de vertrouwde omgeving gehandhaafd blijft.

Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat, gelet op de persoon en het karakter van het kind, voortzetting van de vertrouwde omgeving het meest in het belang van het kind is. Dat de individuele begeleiding in het montessori onderwijs hiertegen opweegt is onvoldoende duidelijk gemaakt door de moeder. Dit geldt ook voor de busreis die moeder en kind enkele dagen in de week zullen moeten maken. Het verzoek van de vader om het kind in te schrijven bij de reguliere school wordt dan ook toegewezen.

De rechtbank geeft nog mee dat de vader heeft aangeboden om voor de moeder een elektrische fiets te kopen zodat zij minder afhankelijk is van het openbaar vervoer; hier zouden de ouders nog verder over in gesprek kunnen gaan. Ook zou de moeder kunnen overwegen om haar zoektocht naar een woning uit te breiden naar de plaats waar de school gevestigd is.

Vorige
Vorige

Wetgeving: beleidsregel oriëntatieprogramma’s mbo-studenten (LOB)

Volgende
Volgende

Jurisprudentie: zorgplicht passend onderwijs