Jurisprudentie: studiefinanciering en ouder onder curatele

12 september 2023
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

Als sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen een student en zijn ouder of van onvindbaarheid van de ouder, wordt het inkomen van deze ouder niet meegerekend bij het berekenen van de aanvullende beurs (artikel 3.14 van de WSF 2000), dit wordt ook wel ontkoppeling genoemd. Met andere woorden krijgt de student in dat geval doorgaans een hogere beurs. Van een weigerachtige of onvindbare ouder is in verschillende gevallen sprake (artikel 6 Besluit Studiefinanciering 2000). In de betreffende zaak beriep de student zich analoog op de grond dat het gezag van haar ouder was beëindigd (Rechtbank Noord-Nederland 24 augustus 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:3570). Haar vader was namelijk onder curatele geplaatst nadat hij ernstig hersenletsel had opgelopen.

In de procedure staat de vraag centraal of ondercuratelestelling gelijkgesteld kan worden aan het beëindigen van het gezag van de ouder, zoals bedoeld in artikel 1:266 en 1:267 van het Burgerlijk Wetboek. Deze vraag is van belang omdat in artikel 6 Besluit Studiefinanciering 2000 enkel de hiervoor genoemde artikelen uit het Burgerlijk Wetboek worden aangehaald. De student stelt dat haar situatie echter materieel gelijk te stellen is aan die van een student met een ouder wiens gezag is beëindigd. Haar vader is namelijk niet langer in staat om voor haar te zorgen. Er was evenwel geen noodzaak om het gezag van haar vader te beëindigen omdat hij reeds onder curatele was gesteld. De minister past het wetsartikel desalniettemin strikt toe en stelt dat nu er geen sprake is van gezagsbeëindiging, niet aan de voorwaarden voor ontkoppeling is voldaan.

De rechtbank leidt uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep af dat de ontkoppelingsgronden strikt toegepast moeten worden, omdat hiermee wordt afgeweken van het wettelijk uitgangspunt van ouderafhankelijkheid en ouderverantwoordelijkheid bij het toekennen van de aanvullende beurs. De wetgever neemt bij het berekenen van die beurs immers aan dat de ouder bijdraagt aan de studie van zijn kind als hij hiervoor voldoende inkomen heeft. De wetgever heeft er bovendien expliciet voor gekozen dat niet alle wijzen van gezagsbeëindiging leiden tot ontkoppeling. Er is bij een ondercuratelestelling niet per definitie sprake van een langdurig ernstig verstoorde verhouding met de ouder. Dit is daarom niet direct een reden om tot ontkoppeling over te gaan. Bovendien kan haar moeder, die optreedt als curator, in de naam van haar vader zorg dragen voor het betalen van een ouderlijke bijdrage aan de student. Een beroep op de hardheidsclausule, artikel 11.5 van de Wet studiefinanciering 2000, kan tevens niet slagen omdat deze uitkomst geen onbedoeld gevolg is van de wet, ook is geen sprake van een onbillijkheid van overwegende aard. Van ontkoppeling kan in dit geval volgens de rechtbank dan ook geen sprake zijn.

Meer lezen:

Vorige
Vorige

Jurisprudentie: niet kenbare raadkanscorrectie

Volgende
Volgende

Jurisprudentie: gelijke behandeling bij tentamen na ongeval