Jurisprudentie: plagiaat met ChatGPT

23 juli 2024
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

Bij een student werd geconstateerd dat hij ChatGPT had gebruikt bij het schrijven van een essay, hij werd daarom beschuldigd van plagiaat. De student ontkent niet dat hij generatieve AI heeft gebruikt, wel stelt hij dat hij twee keer wordt gestraft voor hetzelfde vergrijp en dat de opgelegde sanctie te hoog is (ABRvS 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2889).

De zaak in het kort
Uit een plagiaatscan van het systeem Turnitin bleek dat de student passages uit ChatGPT onverkort had overgenomen. De examencommissie verklaart het essay daarop ongeldig en bepaalt dat de student pas volgend collegejaar het essay opnieuw mag maken. De student gaat hiertegen in administratief beroep bij het College van beroep voor de examens (Cbe). Die bepaalt dat de examencommissie niet enkel op de uitkomst van de plagiaatscan mag afgaan, maar ook zelf onderzoek moet doen. Het Cbe heeft daarom de examencommissie opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De examencommissie besluit vervolgens opnieuw het essay ongeldig te verklaren, dit keer mag de student al in februari het essay opnieuw maken. Het Cbe laat dit besluit in stand omdat de examencommissie zelf nader onderzoek heeft verricht; het werk van de student is met dat van andere studenten vergeleken en de student heeft inmiddels bekend ChatGPT te hebben gebruikt.

Ne bis in idem
Bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) stelt de student dat hij dubbel is gestraft door de examencommissie voor hetzelfde feit, omdat het eerste besluit van de examencommissie om het essay ongeldig te verklaren niet is vernietigd. De Afdeling gaat niet mee in dit betoog. Uit de uitspraak van het Cbe blijkt dat de examencommissie is opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen. Daarmee kan geen twijfel bestaan over de vraag of het eerste besluit al dan niet is vernietigd. Van een dubbele bestraffing – en schending van het ne bis in idem-beginsel – is dan ook geen sprake.

De sanctie
Vervolgens stelt de student dat aan hem een te zware sanctie is opgelegd; zijn essay is ongeldig verklaard en hij mag pas in februari opnieuw het essay maken. Deze sanctie is naar het oordeel van de Afdeling niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Daarbij speelt mee dat de examencommissie de student de gelegenheid heeft gegeven om eerder aan een ander vak te beginnen zodat hij zo min mogelijk studievertraging heeft opgelopen. Bovendien past de sanctie binnen de regels die de universiteit hierover heeft gesteld.

Vorige
Vorige

Jurisprudentie: auteursrechtinbreuk door Studeersnel en Tentamentrainingen?

Volgende
Volgende

Jurisprudentie: kort geding spiekbriefje