Jurisprudentie: kort geding spiekbriefje

15 juli 2024
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

In een kort geding heeft de rechtbank zich gebogen over een zaak waarbij een spiekbriefje was gevonden op de verwarming. Hierbij stond de vraag centraal of dit een onregelmatigheid was op basis waarvan het examen ongeldig verklaard mocht worden (Rechtbank Midden-Nederland 11 juli 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4132).

Kort geding
De uitspraak van de rechtbank werd gedaan in een kort geding. Dit is relevant omdat de rechter dan sneller tot een uitspraak kan komen, maar ook een ander beoordelingskader hanteert dan normaal gesproken. Van een kort geding kan enkel gebruikgemaakt worden als sprake is van een spoedeisend belang. In deze zaak is daar sprake van omdat de student volgend collegejaar wil beginnen met een studie en een uitspraak in een normale zaak (bodemprocedure) dan te lang op zich zal laten wachten. In dit kort geding beoordeelt de rechter of de vordering van de leerling in een bodemprocedure een “zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.”.

Onregelmatigheid
Na afloop van het eindexamen Nederlands werd door een docent een papiertje met aantekeningen van de leerling gevonden op de verwarming. Het papiertje was beschreven in het handschrift van de leerling en de leerling heeft niet ontkend dat het om haar aantekeningen ging. Gezien het voorgaande en omdat het een papiertje van 10 bij 10 centimeter is, gaat de rechter ervan uit dat dit een spiekbriefje is. Ongeacht of de leerling gebruik heeft gemaakt van het spiekbriefje, is er naar het oordeel van de rechter sprake van een onregelmatigheid. Dit is namelijk een afwijkende situatie.

Uit het examenreglement van de school blijkt dat de rector vervolgens de discretionaire bevoegdheid heeft om het examen ongeldig te verklaren, wat ook in deze zaak is gebeurd. De rechter oordeelt dat het besluit voldoende zorgvuldig is genomen en dat de rector in redelijkheid hier toe heeft kunnen komen. Bovendien kan de rector het spiekbriefje niet onbestraft laten omdat dit een precedent zou scheppen. Ook moet de school er voor in kunnen staan dat het eindexamenwerk van haar leerlingen authentiek is. De rector heeft dan ook volgens de rechter geen andere keuze dan het examen ongeldig verklaren.

Nu enkel sprake is van een onregelmatigheid is het enige gevolg dat het eindexamen van de leerling ongeldig is verklaard. De leerling mocht vervolgens het examen opnieuw maken. Als de school had vastgesteld dat sprake was van fraude dan had de leerling ook uitgesloten kunnen worden van verdere deelname aan het examen. Waarom de school daar in casu niet voor heeft gekozen wordt niet duidelijk. Wellicht kiest de school hiervoor omdat dan aangetoond moet worden dat buiten redelijke twijfel vast staat dat de leerling beoogd heeft te frauderen, alvorens er een bestraffende sanctie (uitsluiting van het examen) opgelegd kan worden. Nu er enkel een onregelmatigheid is vastgesteld en een herstelsanctie is opgelegd (het ongeldig verklaren van het examen), is het niet relevant of de leerling ook het oogmerk heeft gehad om te profiteren van het spiekbriefje.


Duidelijk is dat de tentamenantwoorden van een student deels identiek zijn aan die van een andere student, of en hoe er is gefraudeerd is echter niet bekend…


Wanneer is er sprake van fraude en wanneer kunnen gelijkenissen in de beantwoording van tentamenvragen op toeval berusten….

Vorige
Vorige

Jurisprudentie: plagiaat met ChatGPT

Volgende
Volgende

Jurisprudentie: datalek hogeschool en schadevergoeding