Jurisprudentie: Belangenafweging bij schorsing
14 december 2022
Geschreven door: mr. J.S. Buiting
In een recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABrvS 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3626) stond de vraag centraal of een leerling geschorst mocht worden of dat zijn belang om onderwijs te kunnen volgen zwaarder weegt. In casu zijn in het verleden verschillende incidenten geweest met de leerling, vervolgens is de leerling geschorst omdat hij leerlingen in de klas fysiek en verbaal heeft bedreigd. De school is tot schording overgegaan omdat de veiligheid in de klas in geding was. De school wilde duidelijk maken dat dit niet acceptabel is en wilde vervolgafspraken maken met de voogden van de leerling over zijn gedrag.
De voogden van de leerling stellen dat de schorsing niet terecht is. Zij stellen in de eerste plaats dat de gegevens die in het registratiesysteem van de school zijn opgenomen over de schorsing niet juist zijn. Volgens de Afdeling mocht de rechtbank evenwel uitgaan van de juistheid van de verslaggeving in het systeem. De stelling dat de gegevens onjuist zijn had dan ook beter onderbouwd moeten worden.
De voogden stellen daarnaast dat de school zich niet voldoende geeft ingespannen voor de leerling en dat het gedrag van de leerling is te wijten aan zijn nieuwe medicatie. De Afdeling sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat de school redelijkerwijs het schorsingsbesluit heeft kunnen nemen. De school heeft terecht aangegeven dat het hele onderwijs in een klas niet om één leerling vormgegeven kan worden. Wel zijn er maatregelen genomen die zagen op de begeleiding van de leerling en zijn er verschillende overleggen gevoerd en afspraken gemaakt met de voogden van de leerling. Dit heeft nieuwe incidenten evenwel niet kunnen voorkomen. De leerling mocht daarom vijf dagen geschorst worden. Het belang van het onderwijsklimaat, veiligheid en rust in de klas woog in dit geval zwaarder dan het gedurende die dagen volgen van onderwijs door de betreffende leerling. Die afweging wordt niet anders als aangenomen moet worden dat de leerling door nieuwe medicatie verminderd in staat was om rekenschap te geven van zijn gedrag.