Jurisprudentie: hardheidsclausule en inschrijving

21 oktober 2024
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

In een recente zaak oordeelde de examencommissie dat de hardheidsclausule niet toegepast kon worden om een student toe te laten tot een masteropleiding. De student had hier een beroep opgedaan omdat zij een 7,46 gemiddeld stond, terwijl blijkens de onderwijs en examenregeling (Oer) een 7,5 vereist was. Vanwege persoonlijke omstandigheden en dyslexie vond zij dat zij alsnog toegelaten moest worden tot de master. De Afdeling moest hier uiteindelijk een oordeel over vellen (ABRvS 2 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3960)

De zaak in het kort
Een student had aan de betreffende universiteit reeds de opleiding Business Administration voltooid en wilde zich nu bij diezelfde universiteit inschrijven voor de master Economics and Business. Voor deze masteropleiding gold als inschrijvingseis dat de student zijn bachelor moet hebben afgesloten met gemiddeld een 7,5. De student in kwestie had echter een 7,46 gehaald. Volgens de examencommissie, en later het college van beroep voor de examens (Cbe), was dit onvoldoende. Volgens hen moest 7,5 gelezen worden als 7,50, de 7.46 van de student was dan ook onvoldoende. Bovendien zou een nieuwe cijfermatige lat weer nieuwe grensgevallen opleveren. Daarnaast waren de persoonlijke omstandigheden en functiebeperkingen van de student niet van belang, alleen het gemiddelde werd meegewogen. Er was dan ook geen aanleiding om een beroep op de hardheidsclausule te overwegen.

Het oordeel van de Afdeling
Voor wat betreft de vraag of onder een 7,5 ook het naar boven afronden van 7,46 verstaan moet worden, oordeelt de Afdeling dat hier ruimte is voor interpretatie. Het is aan de betreffende universiteit evenwel gebruikelijk om cijfers tot één cijfer achter de komma af te ronden en daarbij honderdsten naar beneden af te ronden. Dit blijkt onder meer uit de Oer. De examencommissie had dan ook mogen beslissen dat een 7,46 afgerond geen 7,5 is.

Vervolgens is het de vraag of de student een beroep op de hardheidsclausule die is opgenomen in de Oer zou kunnen doen. De Afdeling oordeelt dat in het algemeen omstandigheden, zoals dyslexie en de scheiding van de ouders van de student, niet meegewogen hoeven te worden bij de vraag of een student mag worden toegelaten tot een opleiding. Echter, nu de Oer een hardheidsclausule bevat had de examencommissie de omstandigheden van de student moeten afwegen, dit is in casu niet gebeurd. Het is volgens de Afdeling niet onaannemelijk dat de omstandigheden, in combinatie met de covid-19-pandemie, de studieresultaten van de student negatief hebben beïnvloed. De examencommissie en vervolgens het Cbe hebben dan ook ten onrechte de hardheidsclausule niet betrokken in hun beslissingen. De Afdeling oordeelt dat de examencommissie een nieuw besluit moet nemen en daarbij moet overwegen of de hardheidsclausule toegepast moet worden.

Beschouwing
Uit deze zaak blijkt dat een onderwijsinstelling niet simpelweg voorbij kan gaan aan het beroep van een student op de hardheidsclausule, mits die is opgenomen in de Oer. Het orgaan in kwestie zal dit moeten onderzoeken en hier gemotiveerd op moeten reageren in zijn beslissing.

Vorige
Vorige

Jurisprudentie: leerplichtambtenaar niet streng genoeg bij vrijstelling schoolonderwijs

Volgende
Volgende

Wetgeving: instemmingsrecht docenten leeruitkomsten